U bent hier:

Het geheimzinnig bruinrot/hazelaar Monilia duikt weer op in een nat groeiseizoen.

15/01/2024

Het geheimzinnig bruinrot/hazelaar Monilia duikt weer op in een nat groeiseizoen.

1. Een bioteler van hazelnoten uit Neeroeteren had een onbekend probleem bij een ras. In juni-juli vielen vroegtijdig massaal noten, 80 %, met de vruchthuls van een hoofdras ´Tonda di Giffoni´, 20 jaar oud. De kernen waren verdwenen en zwart beschimmeld. Tevens waren er zwarte plekken op de schaal. Na intens speurwerk bleek het vermoedelijk bruinrot/hazelnoot-Monilia, Monilia coryli, te zijn. De inheemse schimmel is reeds lang bekend. De eerste uitvoerige beschrijving is van P. Sorauer in 1900. Er zijn nog heel wat vraagtekens over dit bruinrot. Door de stijgende vraag naar hazelnoten en relatief goede prijzen breidt de teelt uit in Europa. Hierdoor duikt het probleem meer op nl. ernstige vroege oogstderving. Wat is er bekend over bruinrot?

2. Zeer complexe familie: taxonomische problemen.

Het geslacht Monilinia behoort tot de Sclerotiniaceae familie.Kenmerkend voor deze familie is dat bepaalde jaren, klimatologisch gunstige omstandigheden, explosief kan optreden. Bij vele waardplanten komen ze wereldwijd voor. Er zijn 30 pathogene soorten bekend, o. a. specifiek in het steen-en pitfruit en de blauwe bessen. Bij geslachtelijke voortplanting heet hij Ciboria coryli. Er is verdeeldheid over de juiste naam. G. Vukovits, 1980, benoemt hem Sclerotinia coryli en als synoniem Monilinia fructigena. Sommige onderzoekers vermelden ook in meerdere gevallen Monilia laxa (steenfruit) en minder frequent Monilia fructigena (pitfruit). Als dit zou kloppen dan kan de infectie ook uit die hoek komen. Zeer oude Deense proeven, 1937, lijken dit te bevestigen. Vandaar de zeer oude Engelse telers ervaring nl. plant de hazelaars liever niet nabij pit- en steenfruit. Een enkele onderzoeker vermoedt dat de schimmel polyfaag zou zijn.

3. Levensloop en herkenning.

De infectie gebeurt in de bloei bij koel en vochtig weer. Dit weertype vertraagt de bloei. De schimmel sporuleert dan overvloedig. De infectie komt van de saprotrofe schimmel die hoofdzakelijk overwinteren in geïnfecteerde noten. In het voorjaar verschijnen daar bij hoge luchtvochtigheid bruine apothecia. De ziekte treedt reeds in de bloei op maar is nog niet zichtbaar. De schimmel leeft in de mannelijke en vrouwelijke bloeiwijzen, de embryo's en de vruchten, echter nooit op de bladeren. Na natte en milde winters breidt de infectie uit. Een deel van de zachte vruchtjes wordt zwart en verschrompelen. De secundaire infectie komt later tevoorschijn. De sporenuitstoot wordt intens bij 22-27 Celsius. Bruine vlekken verschijnen op de schaal/dop en de vruchthuls. Later worden ze volledig donkerbruin. De huls wordt soms minder of later aangetast. Op die schaalvlekken verschijnen typische lichtbruine conidia. De kernen worden vroegtijdig aangetast in juni- juli. Ze worden bruinzwart. Daarop verschijnen typische lichtbruine kussentjes van de voortplantingsorganen als ze nat zijn, of de sporodochia met conidioforen met conidia. De vruchten met hulzen vallen vroegtijdig, soms massaal. Soms blijven ze verdroogd aan de twijgen hangen. nl. de vruchtmummies. De aantasting gebeurt als de kern aanwezig is maar nog niet rijp en de schaal nog niet verhout is. De hazelnoten hangen in trossen

van 2-4 stuks meer, afhankelijk van het ras. Als een noot in een cluster is aangetast dan valt meestal de volledige cluster. De gevallen noten sporuleren sterk bij temperaturen boven de 10 graden onder zeer natte omstandigheden. Er wordt aangenomen dat gedurende lange perioden dat dit de belangrijkste infecties zijn. De hazelnootvrucht begint laat te groeien, eind juni, maar gaat erg snel, zeker bij ´Tonda di Giffoni´. De verliezen kunnen snel oplopen tot 50 % of meer, volgens H. Wormald, 1944, UK. Onderzoek van East Malling, U.K., ontdekte verschillende schimmels in de vallende noten. De meest frequente was Monilia fructigena. In Duits onderzoek, 2014, vond men enkel in juli en augustus Monilia coryli terug in slechts enkele rassen, niet daarvoor of daarna. In warme, vochtige zomers breidt de schimmel epidemisch, tot 80 %, uit. Saprofytische schimmels volgen de aantasting en maskeren zo de Monilia . Bij de Zellernoten ( met een korte vruchthuls) wordt de aantasting sneller opgemerkt dan bij de Lambertusnoten (met lange huls die de noot helemaal bedekt). Volgens Herbert Knuppen, Bonn, is er een discussie wanneer de infectie ontstaat in de herfst of in de lente. Verder onderzoek is nodig.

3. Voorkomen.

A. Hallemans, Parasieten van fruitgewassen, 1948 Leuven 744 p. , vermeldt deze schimmel en verwijst naar Engelse en Zwitserse ervaringen. Recente waarnemingen komen uit o. a. Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk, Polen en Tsjechië en Zwitserland. In zeer regenrijke gebieden breidt deze schimmel sterk uit, zeker bij grootschalige aanplantingen. In diepe vochtige valleien, nabij vijvers/waterlopen en vochtige weilanden zijn er meer aantastingen dan op hellingen en vlakke terreinen. In zeer natte jaren zijn er meer problemen. In drogere, zuidelijke teeltgebieden zijn er weinig klachten. Oude bomen zijn gevoeliger.

4. Waardplanten

Deze schimmel komt enkel voor op de gewone hazelaar, Corylus avellana voor, eerder bij de gekweekte maar zeldzaam bij de wilde hazelaar. Er zijn zeer duidelijk rasverschillen. Weerstandbiedende rassen in Polen zijn ´Cosford´, ´Katalonski´/´Louisen‘ Zeller´ en ´Hallesche Riesen´. In Beieren bleken ´Gustav Zeller´, ´Vollkugel en ´Katalonski´ gevoelig zijn in afnemende volgorde, bij 16 rassen. Tot hiertoe werd hier weinig aandacht besteed aan de rasgevoeligheid. Door de teeltuitbreiding wordt er meer op gelet. Maar de raszuiverheid (verwisselingen), regionale invloeden en ouderdom van de bomen spelen mogelijk een rol in de ervaringen.

5. Preventie.

Bedrijfshygiëne/sanitatie en preventie helpen daadwerkelijk, zeker in bio. De monilia overwintert in de vruchtmummies in de boom en op de grond. Dus de vruchtmummies in de boom verwijderen en vernietigen, nultolerantie. De gevallen aangetaste noten snel klepelen/versnipperen zodat de vertering sneller verloopt. Omdat de hazelaar droogtegevoelig is, raadt men in droge groeiseizoenen druppelleidingen aan maar geen gewasberegening. Het alternatief om druppelleidingen in de bodem te leggen wordt grootschalig uitgetest, o. a. in Rilland, Nl. Dit zou minder waterverbruik vragen en vereenvoudigt de onontbeerlijke mechanisatie. Maar voorkom overdosering die een te vlokkige groei van de vruchten. Dit geeft meer infectie. In een natte periode is het beter om de grasbaan zeer kort te houden en de boomstrook strikt zwart te houden. Een overmatige stikstofgift en een te dicht gewas bevorderen de schimmelaantastingen sterk. Een gebalanceerde bemesting is het advies. Sommige telers planten te dicht. Tijdig uitdunnen/rooien, wijker-blijver systeem, is sterk aangeraden. Hou wel degelijk rekening met de groeikracht per ras. Te dicht gewas geeft meer ongewenst dood hout, dalende  productie en meer sleunwerk. Een blad in de zon of in de schaduw verschillen in structuur bij hazelaars (E.-M. Vogt, 2009). Als de hazelaarstruiken groot worden, verklein/beperk dan het windscherm of de haag zodat het gewas sneller opdroogt door een betere ventilatie. Een vitale bodem met veel bodemleven geeft een snelle afbraak van de vroegtijdig gevallen noten. Buitenlands onderzoek vermeldt dat de wonden bij de jonge noten de infectiepercentage vergroten, vb. hagel en prikschade vnl. de hazelnootboorder, Curculio nucum, in juni en vermoedelijk ook bep. wantsen. Franse onderzoekers noemen Monilia een wondschimmel. Rassen met veel aantasting snoei je best voor de bloei en direct verklepelen of afvoeren. Sommige buitenlandse onderzoekers adviseren steeds alle dood hout uit de boom te verwijderen en te verbranden. Sorteer- en schaal/kernafval kun je best verbranden, nooit in de boomgaard storten. Bij de monitoring beoordeel je 100 willekeurige geselecteerde trossen van 4- 5 struiken in 4 herhalingen.

6. Bestrijding.

Er zijn geen gewasbeschermingsmiddelen toegelaten in ons land, wel in Frankrijk, Polen en beperkt in Oostenrijk. In Duitse proeven bleek in de  praktijk dat werkzame fungiciden tegen Monilia in pit- en steenfruit en bessenteelt faalden. In het labo was dit wel effectief. Mogelijk is het tijdstip van toepassing erg cruciaal. Franse telers hechten veel belang aan de bestrijding van hazelnootboorder omdat die het bruinrot laat toenemen. 6. Mogelijke verwarring met ziekten en plagen. Enige verwarring is mogelijk omdat enkel een labo de schimmel kan determineren. Andere vruchtschimmels en secundaire aantastingen spelen soms een rol. Wantsenschaden o.a. bruin gemarmerde schildwants en hazelnootgist, Eremotherium coryli, treden later op. De kernen groeien steeds deels uit, wel misvormd en verkleurd. Ze smaken zeer bitter. Grijsrot, Botrytis cinerea, is een grijsbruine schimmel die over de noten groeit. In Engeland en Frankrijk komen de schaalnecrosen en schaalvervormingen van de jonge noten voor. Typisch voor zeer regenrijke groeiseizoen. In Nieuw Zeeland heeft ´T. d. Giffoni´ ernstige problemen hiermee. Overige schimmels zijn o. a. Alternaria sp., Cladosporium, Fusarium sp. en

Trichothecium roseum. Zij bouwen een grijszwart mycelium op de noten, enkel in zeer regenrijke groeiseizoenen.

7. Besluit.

Het epidemisch karakter in natte jaren kunnen de hazelnoottelers verrassen, nl. de geheimzinnige massale juni-juli val met zwarte kernen. Het mechanisme is nog niet ontrafeld. De perceel- en de raskeuze, een evenwichtige bemesting en een strakke bedrijfshygiëne kunnen een misoogst beperken/voorkomen. De juiste determinatie is noodzakelijk voor preventie en tegenmaatregelen in een pioniersteelt. Internationale samenwerking lijkt aangewezen.

8. Bronnen. N. Buchwald, Bayerische Landesanstalt für Landwirtschaft (LfL), East Malling, E. Germain, A. Hallemans, J. Hinrichs-Berger, H. Knuppen, K. Kazlauskaite, Z. Nemethy, C. Nitsch, H.C. Schellenberg, E. Surviliene, E.-M. Voigl, A. Vukovits en H.Wormald.

De inheemse hazelaar Monilia is niet enkel een taxonomisch probleem maar ook soms een epidemisch teeltprobleem bij bepaalde rassen in zeer natte jaren. Het bruinrot is een vergeten, oude aantasting maar de bestrijding hier is onbekend.

Vincent .Turkelboom 021223